LOGBOEK 01: Robert op Roberts Island ( 55.00 Zuid, 75.00 Oost)
MOTTO: Starend naar een pagina in een atlas die hoofdzakelijk blauw gekleurd is, droom ik van onzichtbare eilanden, geobsedeerd door het idee eens ergens de eerste bezoeker te zijn.

Roberts Island bestaat uit een kaal landschap, glanzend als glas, met hier en daar enorme kraters. Er staan op het eiland slechts enkele bomen. De dalen zijn bedekt met dun, geel gras en vooral met keien. Het is een plek waar voor- en achtergrond ongemerkt in elkaar overlopen. Hier is mijn hele referentiekader zoek, de top van de 476meter hoge berg op Roberts Island is vergelijkbaar met een hoogte van 3000meter in Europa.

De wind zwelt aan in een gestaag crescendo. Hij is mijn grootste vijand, dwingt me soms tot weken binnen blijven en is onvoorspelbaar.

Ik waad door een ijskoude rivier. Mijn blote voeten beginnen te gloeien zodra ze in contact komen met het koude water. De zenuwen raken verdoofd en mijn lichaam voelt niets meer. Om moed te vatten probeer ik me de nachten voor te stellen die Rallier onder de blote hemel heeft doorgebracht. Hij heeft gerild van de kou, maar nooit geklaagd.

Ik denk aan John Nunn en zijn kameraden die twee jaar rond doolden op Désolation Island. Ze renden langs de kusten van de archipel om warm te blijven. Na twee jaar werden ze gered door een kotter. En ik denk aan Peau die er in 1920 op wijst dat dit klimaat zeer bevorderlijk is voor de gezondheid en een grote eetlust opwekt.
robert